De Clubcodex is de verzameling van regels en gebruiken die door de traditionele studentenverenigingen gevolgd worden. Hij vormt één van de drie delen van de studentencodex en staat beter bekend onder de naam blauwe bladzijden.
De eerste regels voor een stijlvol studentenleven werden opgesteld door het op 19 november 1929 opgerichte Seniorenkonvent, de vergadering van de Verbondspraeses en de club- en gildepraesides. Het SK stelde zich tot doel te ijveren voor een stijlvol gezelschapsleven en het studentikoze bestanddeel van de KVHV-werking op een ordelijke, kleurige en gelijkvormige wijze te organiseren. Traditie, stijl, tucht en levenslange kameraadschap zouden (naar Duits voorbeeld) de pijlers zijn van een vernieuwd clubleven.
De Besluiten van het Seniorenkonvent verschenen voor het eerst in Ons Leven in 1930 en werden als appendix opgenomen in het studentenliederboek uitgegeven door het KVHV Leuven in 1931.
Nieuwe uitgaven van de oorspronkelijke tekxt van 1935 met kleine wijzigingen en aanvullingen op voorstel van het Seniorenkonvent, werden door het KVHV Leuven bezorgd in 1956, 1959, 1965, 1973, 1978, 1981, 1984, 1987, 1989, 1993, 1996, 1999, 203, 2007, 2011 en 2014.
I. WETTEN EN VOORSCHRIFTEN
DE CLUB EN HAAR LEDEN
1. De club is een groepering van studenten uit hetzelfde gewest. Zij stelt zich ten doel de opvoedende kracht van het studentenverenigingsleven te benutten tot het vormen van een studentikoos leven in een geest van tucht, stijl en kameraadschap.
2. De club erkent de leiding van het KVHV waarvan zij deel uit maakt. Aan de praeses van het Seniorenkonvent (senior seniorum) wordt voor elke clubavond een uitnodiging gericht.
3. Het bestuur van de club bestaat uit de praeses of senior, de schachtenmeester, vice-praeses , de feestkeider en de quaestor (penningmeester).
Oorspronkelijk hadden de clubs dus een klein bestuur, bestaande uit slechts vier personen. Toen de clubs na de tweede wereldoorlog groter werden, werd het aantal bestuursfuncties meestal uitgebreid. Toen de clubs terug kleiner werden (vanaf 1968) bleven een aantal extra functies meestal toch gehandhaafd. Schachtenmeester (Latijnse naam maior schachtorum) werd vaak losgekoppeld van het vice-praesesschap en scriptor (schrijver) van ab-actis. Cantor of procantor, werd vaak een bestuursfunctie. Later kwamen er nog andere functies bij, zoals zedenmeester (dominus morum, praefectus morum), sportführer en garde (ordehandhaving). De edities vanaf 1994 splitsen inderdaad ook de functie van vice-praeses en schachtenmeester en noemen de laatste ook wel 'schachtentemmer'. Diepenbeekse jongensclubs hebben een egregia (eredame), vaak een eufemisme voor de clubhoer. Faculteitskringen voerden nog tientallen andere bijkomende functies in
4. Het bestuur van de club kan bij uitzondering een ouderejaars uit een ander gewest als lid aanvaarden, op voorwaarde dat hij reeds lid is van de club van zijn eigen gewest en het bestuur van deze club ermee instemt. Dit sympathiserend lid moet in zijn tweede club een proeftijd doormaken als schacht, heeft geen stemrecht en is niet verkiesbaar tot enige bestuursfunctie. Hij wordt commilito extra muros genoemd
5. Het bestuur van de club dat een lid uitsluit, geeft hiervan kennis aan het bestuur van het Seniorenkonvent met opgave van redenen. Beroep van het uitgesloten lid bij het bestuur van het Seniorenkonvent is mogelijk.
Het bestuur van de club mag geen student als lid aanvaarden die uit zijn eigen gewestelijke club werd gesloten.
6. De leden van de club heten commilitones.
7. De commilitones zijn ingedeeld in oud-studenten, ouderejaars en schachten. De schachten of eerstejaars blijven tot hun ontgroening in een toestand van onderdanigheid, die op de clubavonden door de houding der deelnemers en door uiterlijke tekenen tot uiting komt.
Er zijn dus drie categorieën commilitones. De oud-studenten en ouderejaars worden op dezelfde manier behandeld. Schachten zitten in een proefperiode en moeten de tucht en gebruiken van de club leren kennen. Daarom zitten zij in een 'toestand van onderdanigheid'. Uiterlijke kentekenen hiervan zijn ondermeer dat zij de senior niet rechtstreeks mogen aanspreken, dat ze nog geen clubpetje hebben en hun clublint over de linkerschouder dragen. Dit betekent echter niet dat het de bedoeling is van schachten te vernederen. Ze worden geacht de gebruiken van de club te leren kennen, afentoe een taak uit te voeren voor de ouderejaars of de oud-studenten en zich te integreren in het clubleven.
8. Elke schacht kant bij zijn opneming in de club een ouderejaars als peter. Deze wordt in dezelfde discipline of faculteit als zijn lijfschacht gekozen. Hij draagt er zorg voor dat de schacht geregeld de vergaderingen van het Verbond, gilde en club bijwoont, leidt hem in samenwerking met de schachtenmeester op tot een deugdelijk commilito, en helpt hem bij zijn studiën. De schacht is zijn peter dienstbetoon verschuldigd.
9. Studenten die lid worden van de club wanneer zij reeds meer dan één jaar geïmmatriculeerd zijn, worden gedurende één semester als schacht behandeld en dan ontgroend.
10. De clubs vergaderen tenminste éénmaal per maand.
11. Commilitones honoris causa zijn studenten of oud-studenten die geen commilitones of oud-studenten van de club zijnde, wegens grote verdiensten jegens de club of de katholieke Vlaamse studentenbeweging, op voorstel van het bestuur bij besluit van het algemeen convent, daartoe worden benoemd.
12. Ereleden zijn zij die door geldelijke bijdragen de club steunen en door het bestuur als dusdanig zijn toegelaten.
Dit is dus niet hetzelfde als een commilito honoris causa! Ereleden zijn mensen die een steunbijdrage betalen.
13. De bijzondere werking van elke club wordt verder geregeld door eigen statuten.
Hierin kunnen bv. het verkiezingsreglement en de kleuren, het schild en het clublied van de club beschreven worden. Het is niet de bedoeling dat de statuten artikels uit de clubcodex opheffen of 'overrulen'.
DE CLUBTAFEL EN DE CORONA
14. De aanzittenden aan de clubtafel maken de corona uit.
Hier horen dus ook het praesidium en de schachten bij!
15. De corona is samengesteld uit ouderejaars (en gelijkgestelden), schachten en eventueel gasten.
16. De oud-studenten en de commilitones honoris causa worden aan de clubtafel met de ouderejaars gelijkgesteld. Zij zijn onderworpen aan de praeses en aan al de voorschriften van de Clubcodex die toepasselijk zijn op ouderejaars.
17. Het bestuur heeft het recht ereleden en buitenstaanders op een clubavond te introduceren. Deze aanzittenden worden gasten genoemd en zijn niet onderworpen aan de voorschriften van de Clubcodex. Zij zullen er evenwel over waken de tucht niet te verstoren.
18. Genodigde commilitones van andere clubs worden met de eigen commilitones gelijkgesteld.
19. Op een eigenlijke clubavond, waar de voorschriften van de Clubcodex volledig worden toegepast, kunnen geen dames aan de clubtafel plaatsnemen. Nochtans kan het bestuur, bij bijzondere gelegenheden, dames als toeschouwers in de clubzaal toelaten.
20. De clubtafel wordt opgesteld in de vorm van een lange rechthoek, een hoefijzer of een hark met drie of meer tanden - naar gelang het aantal aanzittenden -, met steeds een tafel aan het boveneinde voor de praeses, recht tegenover de tafel van de schachtenmeester (het contra-praesidium), wiens plaats aan het benedeneinde is.
21. De ouderejaars (en gelijkgestelden) zitten rechts en links aan de lange zijden, van de praeses naar het benedeneinde van de tafel toe. De schachten zitten eveneens aan weerszijden, van de schachtenmeester naar het midden van de tafel toe; zij maken de schachtenstal uit.
22. De plaats van de erepraeses (gewoonlijk een ex-praeses en altijd een oud-student), is aan de rechterzijde van de praeses.
De ab-actis zit rechts van de praeses (of de erepraeses), de quaestor links van de praeses.
De bovenste plaatsen worden verder ingenomen door de gasten en de oud-studenten, met voorrang voor de ex-praesides.
Voor de oud-studenten en ouderejaars geldt als grond tot voorrang het aantal jaren lidmaatschap van de club
Een aantal bepalingen van dit artikel wordt nauwelijk nog toegepast. Zo wordt de corona van ouderejaars en oud-studenten meestal opgevuld doordat iedereen op een plaats van zijn keuze gaat zitten. De plaats van de ab-actis en quaestor is doorgaans nog wel correct. In clubs waar de functie van vice-praeses en schachtenmeester gescheiden is, neemt de vice-praeses plaats tussen de praeses en de quaestor.
DE LEIDING VAN DE CLUBAVOND
De praeses
Hij die stijl vertoont in zijn stoffelijke en zedelijke verzorging, keurig in kleding, woord en gebaar, die tucht verkrijgt, niet met geweld, doch met de vormen van zijn innerlijk en uiterlijk prestige.
Een inleiding die door veel praesides eens grondig zou gelezen moeten worden. Studentenleven moet stijlvol zijn en de praeses moet als eerste het goede voorbeeld geven!
23. De gehele corona is aan de macht van de praeses of senior onderworpen.
De praeses staat voor het tucht- en stijlvol verloop an de clubavond in. Hij zit de vergadering voor, regelt het verloop ervan, bepaalt de samenzangen en rondgezangen, met solozingen en speechen aan elk van de corona opleggen, beveelt silentium, verleent colloquium, verbum en tempus, legt straffen op, zit de plechtigheden voor en ontgroent de schachten.
24. De praeses staat boven de wet, d.w.z. dat bij gebeurlijke fouten door hem tegen de voorschriften van de Clubcodex begaan, geen straf op hem kan worden toegepast.
Dit artikel gaat over gebeurlijke fouten! Het 'boven de wet staan' betekent dus niet dat de praeses zomaar de Clubcodex naast zich kan neerleggen. Hij moet zich er ook aan houden. Een praeses moet geen pro poena drinken, omdat een zatte senior de corona moeilijk in de hand kan houden.
25. De praeses wordt door de schachtenmeester aangesproken als Hoog Praesidium, door de overige leden van de corona als Senior.
Aan de clubtafel richten de schachten nooit het woord tot de praeses. Zij vernoemen hem eventueel in hun speeches als Het Hoog Praesidium.
Een artikel dat de meeste schachtenmeesters vergeten toe te passen!
26. Verlaat de praeses zijn plaats, dan stelt hij een plaatsvervanger aan door hem zijn commandodegen te overhandigen.
Voor de vervanging van de praeses komen in aanmerking volgens rangorde: de erepraeses, de ex-praesides, de bestuursleden.
De schachtenmeester
27. De macht van de schachtenmeester (S.M.) aan de clubtafel is aan die van de praeses onderworpen en strekt zich enkel uit over de schachten.
De schachtenmeester verleent of weigert verbum en tempus aan de schachten na voorafgaande vraag bij de praeses.
Hij doopt de schachten.
De schachtenmeester heeft dus geen onbeperkte macht over de schachten. Hij moet tempus of verbum voor een schacht aan de senivergeten ! vragen, indien de schacht daarom verzoekt. De Latijnse term voor schachtenmeester is 'maior schachtorum'.
28. De schachtenmeester wordt door de schachten aangesproken als Meester.
29. Verlaat de schachtenmeester zijn plaats, dan stelt hij een plaatsvervanger aan door hem zijn commandodegen te overhandigen. Voor de vervanging van de schachtenmeester komen in aanmerking, volgens rangorde: de oud-schachtenmeesters en de bestuursleden.
30. De schachtenmeester mag de clubtafel niet verlaten tijdens de afwezigheid van de praeses.
Commando
31. Aan de clubtafel hebben de praeses en de schachtenmeester een degen, een stok of een hamer.
Elk commando van de praeses en van de schachtenmeester wordt rechtstaande gegeven en wordt voorafgegaan door een slag met de commandodegen op de tafel.
De meeste clubs gebruiken tegenwoordig een hamer.
32. Aan elk commando moet ogenblikkelijk gevolg gegeven worden.
Als men dus wil klagen, vraagt men achteraf het woord.
33. Onbevoegd commandoroepen wordt gestraft.
De straf is het pro poena-drinken
SILENTIUM EN COLLOQUIUM
34. Silentium moet in acht genomen worden:
- telkens de praeses het gebiedt,
- tijdens de plechtigheden,
- tijdens de lezingen, speechen en liederen.
35. De praeses alleen mag het silentium onderbreken.
36. Silentium duurt tot het commando van de praeses: Silentium ex! Colloquium!
37. Tijdens het colloquium wordt gepraat, geschonken en toegedronken, echter niet gezongen, en mogen de leden van de corona die tempus bekomen hebben, de clubtafel verlaten.
VERBUM
38. Verlangt een ouderejaars het woord, dan staat hij recht en richt zich tot de praeses met de woorden: Senior, peto verbum. De praeses willigt in met: Habes! of weigert met: Non habes!.
39. Verlangt een schacht het woord, dan staat hij recht, neemt zijn pet af en richt zich tot de schachtenmeester met de woorden: Meester, peto verbum. De schachtenmeester richt zich tot de praeses met de woorden: Hoog praesidium, peto verbum pro schacht N.N., waarop de praeses antwoordt: Habet! of Non habet! De schachtenmeester zegt dan tot de schacht: Habes! of Non habes!
Schachten van clubs droegen vroeger de Verbondspet (zie verder). De schachtenmeester is verplicht het woord aan de senior te vragen en kan dat zelf niet weigeren. Hij moet ook de toestemming/weigering van de praeses doorgeven.
40. De praeses heeft ten allen tijde het recht elk lid der corona het woord af te nemen.
41. Wanneer de praeses zich tot de corona richt, zegt hij: Commilitones! Elk ander lid van de corona begint zijn toespraak met de woorden Senior, commilitones!, de schachten evenwel met: Meester, commilitones!
42. Heeft een lid van de corona zijn toespraak beëindigd, dan richt het zich tot de praeses (schachten tot de schachtenmeester) en zegt: Dixi.
TEMPUS
43. Wenst een ouderejaars gedurende enkele ogenblikken zijn plaats aan de clubtafel te verlaten, dan richt hij zich tot de praeses met de woorden: Senior, peto tempus. De praeses willigt in met: Habes! of weigert met: Non habes!.
Een T-teken gebaren naar de praeses is dus niet genoeg. Men kan dit natuurlijk enkel tijdens het colloquium en niet tijdens het silentium. Ook dient men tempus te vragen elke keer dat men de clubtafel verlaat (tenzij de schachten die bier moeten rondbrengen) en niet enkel als men naar het toilet gaat. De senior moet eigenlijk een goede reden hebben om tempus te weigeren, bv. dat de orde zou verstoord worden of dat er teveel mensen tegelijkertijd zouden wegzijn.
44. Bij het verlaten van de clubtafel legt de ouderejaars zijn clubpetje boven op het glas. Wanneer hij op zijn plaats terugkeert, zegt hij tot de praeses: Tempus ex en zet zijn clubpetje terug op.
De tempus ex-melding wordt door de meeste studenten vergeten. Het is dus totaal uit den boze iemand clubpetje te stelen terwijl deze tempus heeft. Onbeheerde voorwerpen op een cantus moeten nu eenmaal met rust gelaten worden.
45. Voor de schachten gelden dezelfde voorschriften met betrekking tot de schachtenmeester en de Verbondspet. De schachtenmeester vraagt tempus voor de schachten aan de praeses op dezelfde wijze als verbum (§ 39).
46. Tempus mag enkel gedurende het colloquium aangevraagd en verleend worden.
Natuurlijk is het vervelend dat het gebruik van het colloquium op de meeste plaatsen niet meer toegepast wordt. Dit heeft nl. tot gevolg dat men tijdens het silentium tempus aanvraagt en verkrijgt.
47. Gewoon tempus duurt ten hoogste 3 minuten. In bijzondere gevallen, waarover de praeses oordeelt, kan het tempus verlengd worden.
48. De praeses heeft het recht het aantal commilitones die gelijktijdig tempus krijgen, naar goeddunken te beperken.
49. Op geregelde tijdstippen van de clubavond verleent de praeses tempus commune, d.i. een algemene pauze, die geldt voor de ganse corona en ongeveer tien minuten duurt. Tijdens dit empus commune mogen de aanzittenden de clubtafel verlaten en worden de voorschriften van de Clubcodex geschorst; er wordt ook niet geschonken. Op de door de praeses vastgestelde tijd moet elk lid van de corona zich opnieuw in de clubzaal bevinden.
Tegenwoordig worden er meestal drie (of meer) tempora communia geven. Dit gebeurt voornamelijk omdat het colloquium niet meer in gebruik is en de clubavonden sowieso al langer duren dan vroeger.
VAN HET ZINGEN
Wanneer Vlaamse studenten op een cantus of een clubavond, in een optocht of voor de radio, hun eigen Vlaamse studentenliederen niet zingen, leggen zij een getuigenis af van onmacht en gebrek aan persoonlijkheid. Straatliedjes van de soort van "En edde gaai meubele" zingen, is zich verlagen. Duitse soldatenliederen in het openbaar zingen, is de beweging in opspraak brengen.
50. Elke commilito heeft aan de clubtafel het door het KVHV uitgegeven (of aangenomen) studentenliederboek.
51. Het liederboek wordt links van het glas op de tafel gelegd en na elk lied gesloten.
52. Het bestuur van de club duidt ieder jaar onder de commilitones een eerste en een tweede cantor (voorzanger) en een eerste en een tweede machinist aan.
Meestal is er slechts één cantor en deze wordt op de algemene bestuursverkiezing verkozen. Vermits cantussen tegenwoordig niet meer begeleid worden, is er van een pianist (of machinist - begeleider met accordeon) geen sprake meer. Het zou nochtans niet slechts zijn voor begeleiding te zorgen, gezien de bedenkelijke kwaliteit van de liederkennis van de huidige student.
53. De cantor heft de liederen aan op de clubavonden. Daarbuiten heeft hij tot taak de liederen uit het studentenliederboek te leren zingen op de schachtenkonventen en de cantusavonden.
Tegenwoordig wordt meestal iemand aangeduid om een bepaalde strofe te zingen. Een cantus is dus eigenlijk een avond waar de cantor liederen aanleert aan de commilitones.
54. Wat de liederen betreft, onderscheidt men samenzangen, rondgezangen en alleenzangen.
55. De samenzangen en rondgezangen worden door de praeses bepaald.
56. Een samenzang geschiedt als volgt. De praeses zegt: Tot inzet - verder verloop - slot - van deze heerlijke clubavond klinke [titel van het lied]. De pianist gaat voor het klavier zitten. De schachtenmeester herhaalt de titel van het lied met het commando: Schachten, bladzijde! Elke schacht zoekt de bladzijde in zijn liederboek op en staat recht zodra hij ze gevonden heeft; wanneer al de schachten rechtstaan, herhaalt de schachtenmeester nogmaals: Schachten, bladzijde! en op slag van zijn commandodegen roepen de schachten samen elk cijfer afzonderlijk af. De pianist speelt de eerste drie maten. De praeses beveelt: Ad primam! De cantor zet het liedje in, gevolgd door de corona. Elke stofe wordt voorafgegaan door een commando van de praeses: Ad secundam!, Ad tertiam!, enz. tot Ad ultimam!.
Wat ook vaak een probleem is, is de Latijnse rangtelwoorden. Hier volgen ze tot twintig: ad primam (1), ad secundam (2), ad tertiam (3), ad quartam (4), ad quintam (5), ad sextam (6), ad septimam (7), ad octavam (8), ad nonam (9), ad decimam (10), ad undecimam (11), ad duodecimam (12), ad tertiam decimam (13), ad quartam decimam (14), ad quintam decimam (15), ad sextam decimam (16), ad septimam decimam (17), ad duodevicesimam/octavam decimam (18), ad undevicesimam/nonam decimam (19) en ad vicesimam (20). De voorlaatste strofe kan ook aangeduid worden met ad penultimam. Als de praeses wil aanduiden dat de derde strofe van een lied van vijf strofe de laatste is die gezongen wordt, dan zegt hij: ad tertiam ultimamque. Dit kan ook gebeuren bij de laatste strofe van een liedje. In o.a. Brussel en Mechelen heeft men dit probleem opgelost door Nederlandse termen te gebruiken: "a 1", "a 2", enz. Cantus ex! (§ 58) wordt dan ook vervangen door Lied af!.
Normaal gezien wordt er dus niet doorgezongen tussen de stofen, zoals in veel studentensteden gedaan tot als de praeses een commando geeft. De praeses kan op voorhand wel zeggen dat het hele lied ineens gezongen wordt. Het Latijnse commando hiervoor is "ad unum".
57. De praeses kan het zingen van een bepaalde strofe opleggen aan een gedeelte van de corona (schachten, ouderejaars, bepaalde faculteit, bepaald studiejaar enz...).
Hier kan de praeses zijn fantasie dus botvieren....
58. Bij het einde van de samenzang zegt de praeses: Cantus ex! Prosit corona! en drinkt hij de corona toe. Deze staat recht, antwoordt: Prosit senior! en volgt na.
59. Elk lid van de corona is gehouden om naar vermogen mee te zingen.
60. De praeses kan aan één lid of een groep leden van de corona een zang opleggen.
61. Elk lid van de corona mag zich voor een alleenzang bij de praeses aanmelden (schachten bij de schachtenmeester).
62. Na een alleenzang zegt de zanger tot de praeses: Cantus ex!. De praeses voegt eraan toe: Prosit cantor! en drinkt de corona voor, die navolgt.
63. De nationale liederen, het Verbondslied, het gildelied, het clublied en het Io vivat! moeten van buiten gekend zijn en worden zonder behulp van het liederboek gezongen. Voormelde liederen moeten met eerbied en waardigheid gezongen worden, dwz dat de leden van de corona in de houding moeten staan en zich moeten onthouden van praten, roken en drinken.
VAN HET DRINKEN
64. Aan de clubtafel mag alleen bier gedronken worden.
Water is volgens ons onaanvaardbaar. Dat is wel tegen de officiële regels, maar je kunt toch niemand een hele avond droogzetten. Cola, rozenbottelthee of koffie is dan weer niet aanvaardbaar. Op speciale cantussen kan er ook jenever, wijn of champagne gedronken worden, maar enkel als de hele corona dat doet.
65. Een lid van de corona dat bij het begin of in de loop van de clubavond redenen heeft om zich van het bierdrinken te onthouden, deelt zulks aan de praeses mede. Oordeelt de praeses de reden voor gegrond, dan verklaart hij bedoeld lid bierimpotent.
66. Wie bierimpotent is, heeft zijn glas omgekeerd op de tafel staan. Hij is enkel van het drinken ontslagen en niet van deelneming aan samenzangen, plechtigheden, enz., noch van de toepassing der voorschriften van de Clubcodex.
67. De praeses heeft de dwingende plicht het overdadig drinken tegen te gaan met alle tot zijn beschikking staande middelen. Zo kan hij de hoeveelheid bier volgens duur en aantal beperken of bepalen dat slechts op zijn commando en een beperkt aantal malen zal geschonken worden. Op elk lid van de corona afzonderlijk kan hij de voorziene straffen toepassen (bierimpotent verklaren, verwijderen van de clubtafel, § 83,84). Niemand, ook de praeses niet, heeft het recht een lid van de corona te dwingen boven zijn krachten te drinken.
68. De schachtenmeester regelt de bediening van het bier aan de clubtafel. De glazen worden gevuld door de schachten.
69. Inschenken geschiedt enkel tijdens het colloquium en in ledige glazen. Bijschenken is niet toegestaan.
70. Tijdens het colloquium - en alleen dan - drinken de leden van de corona elkander toe en uiten aldus hun vriendschap en solidariteit. Een lid van de corona richt zich daartoe tot een ander aanzittende met de woorden: Prosit N.N.! en steekt zijn glas in diens richting vooruit. Het toegedronken lid van de corona steekt eveneens zijn glas vooruit en antwoord Prosit N.N.! Beiden drinken dan één tot drie teugen en steken bij het afzetten het glas nogmaals vooruit.
Toedrinken gebeurt uit vriendschap en niet om iemand te 'kloten'.
71. Elke dronk moet onmiddellijk en met dezelfde hoeveelheid beantwoord worden.
72. Men mag niet meer dan één lid van de corona tegelijk toedrinken.
73. Voor de praeses, de erepraeses, de ex-praesides, de praesides van andere studentenverenigingen en de gasten gelden volgende regels:
- Zij mogen door niemand toegedronken worden, tenzij door elkander onderling.
- Zij staan niet recht om bescheid te doen.
- Ouderejaars die door hen toegedronken worden, staan recht.
- Zij drinken nooit een schacht toe.
74. Een schacht mag enkele een schacht toedrinken. De schacht die door een ouderejaars wordt toegedronken neemt zijn pet af en staat recht om bescheid te doen.
75. Op commando van de praeses kan de gehele corona of een gedeelte ervan, een lid of een groep leden van de corona toedirinken. (De corona drinkt N.N. toe!)
76. Er wordt alleen of voor zichzelf gedronken (dus niet toegedronken) tijdens de lezingen, speeches, mededelingen, alleenzangen, enz. (omdat het toedrinken in zulk geval storend inwerkt op de spreker of de zanger en de aandacht afleidt).
77. Er mag niet gedronken worden tijdens de plechtigheden en samenzangen, tenzij op commando van de praeses of wanneer zulks uitdrukkelijk door de liedertekst wordt voorgeschreven.
STRAFFEN
78. Door het streng aanwenden van al de middelen die tot zijn beschikking staan, moet de praeses elke inbreuk op de tucht en elke stoornis van de gezelligheid onderdrukken. Een door de praeses opgelegde straf moet aan de clubtafel zonder enige betwisting door alle leden van de corona aanvaard worden.
79. De straffen die de praeses, zonder overleg met de andere bestuursleden en zonder beroep, aan de clubtafel kan opleggen zijn drieërlei:
1. het pro poena-drinken
2. het bierimpotent verklaren
3. het verwijderen van de clubtafel
80. Het pro poena-drinken (in de kan sturen) is een openbare vernedering die door de praeses aan de clubtafel wordt opgelegd wegens kleine tekortkomingen. Als zodanig gelden: het gebruiken van verkeerde formules, onbevoegd commandoroepen, de praeses of de corona toespreken zonder recht te staan, als schacht de praeses toespreken, zonder tempus te hebben verkregen zijn plaats verlaten, sprkeen buiten het colloquium en zonder verbum te hebben gekregen, het clubpetje afenmeen, het clublint verkeerd aanhebben, het liederboek na de zang geopend laten enz.
81. Wanneer de praeses aan een lid van de corona het pro poena-drinken wil opleggen, richt hij zich tot dit lid met de woorden: N.N. in de kan!.
Het gestrafte lid staat recht, steekt zijn glas vooruit in de richting van de praeses en drinkt tot het commando Satis! van de praeses; het steekt opnieuw zijn glas vooruit, gaat zitten en herstelt eventueel het verzuim waarvoor het gestraft werd.
82. Pro poena-drinken bestaat uit één tot drie teugen.
83. De praeses kan op elk ogenblik van de clubavond een lid van de corona bierimpotent verklaren. Deze straf wordt toegepast op elk lid dat door zijn handelswijze bewijst bij langer drinken gevaar te lopen zijn geest te benevelen.
Eigenlijk een heel goede straf. Zatte mensen in de kan sturen, zorgt er meestal voor dat zij zich nog vervelender gaan gedragen, vermits ze er niet nuchterder op worden. Is heel handig als dreigement.
84. De praeses kan elk lid van de corona dat op ergerlijke wijze de tucht of de gezelligheid verstoort of opgelegde straffen niet uitvoert, tijdelijk of voor de duur van de clubavond van de clubtafel verwijderen.
Dit wordt ook 'ex sturen' genoemd. Dit is in het algemeen de zwaarst mogelijke straf.
85. Aan de schachten worden straffen opgelegd door de schachtenmeester, op verzoek of op bevel van de praeses. De schachtenmeester mag evenwel een schacht in de kan sturen zonder overleg met de praeses.
In principe moet de schachtenmeester de schachten straf op bevel van de praeses, anders kan hij zelf gestraft worden. De schachtenmeester mag ook geen schachten bierimpotent verklaren of ex sturen: enkel de praeses kan dit doen. De schachtenmeester kan hierom altijd verzoeken bij de senior.
86. Ter beteugeling van sommige overtredingen voorzien de statuten straffen welke niet tot de in §79 vermelde behoren. Het zijn hoofdzakelijk geldboeten, vermaningen en uitsluitingen.
87. De vermaningen worden door de praeses (eventueel de schachtenmeester) gericht tot het schuldig lid, hetzij onder vier ogen, hetzij op een bestuursvergadering, hetzij op een konvent, naargelang de afstraffing persoonlijk of openbaar behoort te zijn. Een lid dat een bepaald aantal vermaningen heeft opgelopen, kan niet voor een bestuursambt in aanmerking komen; is het bestuurslid, dan moet het aftreden.
88. Tot de tijdelijke uitsluiting voor één of meer vergaderingen of tot de definitieve uitsluiting uit de club, moet door het bestuur bij meerderheid van stemmen besloten worden. Bij staking van stemmen mag de praeses een tweede stem uitbrengen.
Dit artikel wordt vaak door de eigen statuten van de club geregeld. Meestal is een eenvoudige bestuursmeerderheid niet voldoende om een commilito uit te sluiten.
DE KLEUREN
Kleuren dragen betekent kleur bekennen, uitkomen voor een gedachte. Pet en lint zijn geen modesieraden voor de studenten; het zijn de zichtbare tekenen van hun overtuiging en hun solidariteit; het zijn symbolen die hun drager tot waardigheid verplichten en met zorg en eerbied behandeld moeten worden. De pet verslonzen of enkel als regenpet dragen is gebrek aan eerbied voor het symbool.
Het wapenschild
89. Het wapenschild van de studentenverenigingen heeft de vorm van het heraldisch Vlaams schild, horizontaal aan het hoofd en afgerond aan de voet. Op een schild worden geen benamingen, al dan niet afgekort, aangebracht.
90. Het veld van het wapenschild van de club is dubbel geschuind (d.w.z. schuins verdeeld in drie kleurstroken van de rechthoek boven naar de linkerhoek beneden). Het draagt het monogram van de club, uitgevoerd in het goud, zilver of zwart.
Het veld kan ook gedeeld zijn (d.w.z. midden door, van boven naar beneden). In de linkerhelft van het veld heeft men dan de drie kleurstroken met het monogram, in de rechterhelft een ander wapen van de club.
Aan het hoofd van het schild kan ook een faas (horizontale band) zijn, met een leuze (geen benaming!) of de kleuren zwart-geel-lichtblauw.
De kleuren van de club - twee of drie - moeten steeds over drie banen of kleurstroken verdeeld zijn, zowel op het clublint en het clubpetje als op het schild en het praeseslint.
91. Het monogram bestaat uit de letters V C F, beginletters van Vivat, Crescat, Floreat, dooreengevlochten met de beginletters van de benaming van de club en gevolgd door een uitroepteken.
92. Het wapenschild, dat 70 cm hoog en 50 cm breed is, wordt aan de muur van de clubzaal achter de praesestafel opgehangen. Het mag uitgehangen worden aan de gevel en in de gelagzaal van het clublokaal en afgebeeld worden op tafelvlagjes, bierkannen, glazen en ander clubgerief.
Een verkleinde afbeelding van het wapenschild wordt op het drukwerk van de club aangebracht.
Het praeseslint
93. Het praeseslint dat 2,10 m lang bij een breedte van 12 cm voor drie kleurstroken en van 10 cm voor twee kleurstroken; het wordt bijeengehouden met een gouden of zilveren snoer en heeft aan de uiteinden gouden of zilveren franjes.
Op het praeseslint kan ad libitum het wapenschild geborduurd worden. Het schild is 10,5 cm bij 9 cm en wordt aangebracht op 23 cm afstand van de schoudernaad, in de richting van de banen.
94. Het praeseslint wordt boven de jas over de rechterschouder gedragen, met het schild op de borst.
Met de jas wordt hier een kostuumvest bedoeld, geen anorak. Meestal wordt het echter onder de jas gedragen, ook op galabals, behalve door de senior van de organiserende club.
95. Voor de gelegenheid waarbij het praeseslint gedragen wordt, gelden dezelfde voorschriften als voor het clublint (§ 111). Buiten de vergaderingen draagt de praeses evenwel het gewone clublint.
96. De oud-studenten die praeses geweest zijn van Verbond, SK, FK, gouwgilde of club, hebben het recht op de vergaderingen van deze verenigingen een kopie van het praeseslint met het jaartal (academiejaar) van hun voorzitterschap te dragen. Het jaartal bestaat uit zes cijfers (bv. 1958-59) en wordt in het goud of het zilver geborduurd op een strookje in de hoofdkleur van de vereniging, dat op 21 cm afstand van de schoudernaad of op 1 cm afstand van de bovenzijde van het schild wordt genaaid.
De erepraeses draagt een kopie van het praeseslint (eventueel met jaartal) met een gouden of zilveren schouderpassant.
Het clublint
97. Het is 1,20 m lang en 27 mm breed en uitgevoerd in de kleuren van de club.
98. Het clublint wordt boven of onder de jas gedragen, naargelang de praeses het bepaalt. De ouderejaars dragen het clublint over de rechtschouder, de schachten over de linkerschouder.
99. De schachtenmeester draagt, wanneer hij zijn functie uitoefent, twee clublinten: één over de rechter- en één over de linkerschouder
Een schachtenmeester is enkel in functie als er schachten aanwezig zijn die onder zijn commando vallen. Het lint over de linkerschouder wordt boven dat op de rechterschouder gedragen.
100. Behalve het lint van de club waartoe hij behoort, mag een commilito of oud-student ook het lint dragen van elke club waarvan hij voorheen lid geweest is aan dezelfde of aan een andere universiteit.
Het is dus niet tegen de regels van een 'kerstboom' te zijn. Het getuigt van respect voor de verenigingen waar je lid van bent/was van hun kleuren te dragen.
101. De club mag een ereclublint schenken aan de ere-praeses, een commilito honoris causa en, wegens uitzonderlijke verdiensten, een commilito of oud-student. Op een ereclublint worden twee gekruiste eikenbladeren, in goud of zilver, geborduurd.
102. Het clublint moet gedragen worden op de gewone vergaderingen van Verbond, gouwgilde en club, alsmede op alle bijeenkomsten, betogingen, feesten, bals, enz. door voormelde verenigingen ingericht of waaraan ze deelnemen.
Het clubpetje
103. Het clubpetje bestaat uit de drie stroken van de clubkleuren als rand en de hoofdkleur als bodem. Op de bodem wordt het monogram van de club in goud of zilver geborduurd. Het clubpetje wordt op het achterhoofd gedragen.
104. Het clubpetje is een onderscheidingsteken dat door de ouderejaars en de ex-commilitones gedragen wordt aan de clubtafel, alsook op feestmalen, bals, tuinfeesten en soortgelijke vergaderingen, belegd door de club, de gouwgilde, het Verbond of een door het KVHV erkende studentenvereniging. Het clubpetje wordt niet op straat gedragen.
105. Aan de clubtafel worden de clubpetjes nooit afgenomen. Wanneer een lid van de corona tempus verkrijgt en de clutafel verlaat, legt het zijn petje op zijn glas.
106. Bij hun ontgroening krijgen de schachten het clubpetje uit handen van de praeses.
107. Een ex-praeses heeft het recht een clubpetje te dragen met in goud of zilver geborduurd eikenloof.
Het clubvaandel
108. Tenzij het zinnebeeldige figuren voorstelt, bestaat het clubvaandel uit drie banen in de kleuren van de club, met in het midden het monogram uitgevoerd in zilver of goud. Het meet 1,30 m op 1,50 m. Op de kop van de stok staat een Vlaams of gewestelijk symbool (leeuw, goedendag of mastentop, raap, bezem, mijnlamp, enz.).
109. Op de vergaderingen staat het clubvaandel rechtop achter de praesestafel. Bij hun doop en ontgroening leggen de schachten de eed af op het vaandel.
110. In optochten stapt de vaandeldrager vooraan tussen twee commilitones. Alle drie dragen de Verbondspet.
Voorgeschreven kentekens
111. Op de Verbondspet, het clubpetje, het praeseslint en het clublint mogen, buiten de voorgeschreven onderscheidingstekenen geen kentekens worden aangebracht.
Pet en lint mogen niet moedwillig bevuild worden. Het bestuur heeft het recht aan de leden, op straf van uitsluiting, het vervangen op te leggen van petten en linten die bevuild of niet volgens het model zijn.
VERLOOP VAN DE CLUBAVOND
112. Voor de aanvang van de clubavond wordt in de clubzaal alles in gereedheid gebracht door de schachten onder leiding van de schachtenmeester of een daartoe aangesteld bestuurslid.
De schachtenmeester waakt over de orde in de clubzaal tot bij het binnentreden van de praeses. Hij draagt er zorg voor dat de schachten hoed en mantel van vooraanstaande aanwezigen aannemen, weghangen en na afloop van de clubavond terugbezorgen.
113. De deelnemers van de clubavond moeten zich met clubpetje (schachten met Verbondspet) en clublint aan (plenis coloribus) in de clubzaal bevinden vóór de opening van de clubavond door de praeses.
Bij het binnentreden van de praeses staan alle aanwezigen recht en heffen zij het Io Vivat aan. De erepraeses, een afgestudeerde ex-praeses, een commilito honoris causa en een eregast treden de clubzaal binnen samen met de praeses.
114. De clubavond wordt door de praeses geopend met de woorden: Omnes ad sedes! Silentium! Tot inzet van deze heerlijke clubavond klinke het clublied!
115. Op het zingen van het clublied volgen de mededelingen van de praeses en de verschillende bestuursleden. Elk lid van de corona kan dan het woord vragen om een mededeling te doen.
116. Eventuele lezingen worden bij de aanvang van de clubavond gehouden.
117. Op elke clubavond wordt het verslag van de vorige vergadering voorgelezen.
118. Samenzangen, speechen, alleenzangen en plechtigheden wisselen elkaar af naar het goeddunken van de praeses en worden telkens door colloquium gevolgd.
119. Om bijval te betuigen wordt niet in de handen geklapt, doch met de kneukels van de vuist op de tafel geslagen.
120. Na de eerste helft van de clubavond verleent de praeses tempus commune (§ 49).
121. Aan het slot van de clubavond kondigt de praeses aan: Tot besluit van deze heerlijke clubavond klinke de Oude-Rolderklacht! Na het einde van het lied sluit de praeses de clubavond af met de woorden: Club ex!.
122. De praeses doet de vooraanstaande deelnemers - aan wie de schachten mantel en hoed reiken - uitgeleide, terwijl de aanwezigen het Io Vivat zingen. Dan pas worden de clubpetjes afgenomen. De leden van de corona verlaten dadelijk de clubzaal, met uitzondering van de schachtenmeester en de schachten die opdracht hebben het clubgerief weg te bergen.
VERLOOP VAN HET CLUBJAAR
123. Het clubjaar valt, evenals het Verbondsjaar, samen met het academiejaar.
124. De vergaderingen door de club belegd, worden onder de volgende rubrieken gerangschikt:
1. Bestuursvergaderingen.
2. Clubavonden (Bieravonden).
3. Cantusavonden.
4. Konventen.
5. Feesten (feestmalen, bals, enz.).
125. Er zijn vier vaste clubavonden, bij volgende gelegenheden:
1. De schachtendoop (eerste clubavond)
2. De dies natalisviering, waarop al de leden van de club: commilitones, oud-studenten, commilitones honoris causa en ereleden, uitgenodigd worden.
3. De ontgroening (voorlaatste clubavond)
4. Het afscheid van de afgestudeerden (zwanenzang) en de installatie van de nieuwe praeses en de nieuwe schachtenmeester (laatste clubavond).
126. Er zijn drie vaste konventen:
1. Een schachtenkonvent, dat gehouden wordt bij de aanvang van het clubjaar, voor de eerste clubavond en waarop de schachtenmeester de hoofdzaken uit de Clubcodex en de geschiedenis van het KVHV en de club aan de schachten leert.
2. Een schachtenkonvent, dat de ontgroeningsclubavond (voorlaatste clubavond) voorafgaat .
3. Een algemeen konvent, dat de laatste clubavond voorafgaat en waarop o.m. het bestuur voor het volgende jaar verkozen wordt.
II. RONDGEZANGEN EN BIERSPELEN
Worden voorlopig niet besproken.
III. PLECHTIGHEDEN
Worden voorlopig niet besproken.
APPENDIX
Worden voorlopig niet besproken.